20 november 2024
Brainport onderwijsinstellingen leiden vanaf 2025 jaarlijks honderden extra technici op
- Onderwijs
- Ondernemen
- Strategie & Organisatie
- Innovatie
- Arbeidsmarkt
Tijdens Pioneers in Medtech vertellen we verhalen over start-ups, toeleveranciers en wetenschappers die werken aan de medische technologie van de toekomst. In deze eerste aflevering: Maarten Steinbuch van de TU/e.
Twintig jaar geleden ziet Maarten Steinbuch, hoogleraar Systems en Control aan de TU/e, voor het eerst een operatierobot uit de Verenigde Staten aan het werk. Bij een klein tikje begint de robotarm al te wiebelen. ‘Dit kunnen wij beter’, is de eerste gedachte van de wetenschapper. Het zaadje is geplant: de Brainportregio de beste ter wereld in het bouwen van hightech machines en precisie mechatronica. ASML is op de beurs van Europa het grootste hightechbedrijf. Waarom doet de regio niks in de medische robotica?
Twintig jaar later, heeft de onderzoeksgroep medische robotica van Steinbuch meerdere start-ups en spin-offs voortgebracht. Inmiddels is hij geen voltijd wetenschapper meer, maar verdeelt hij zijn tijd tussen het werk voor de universiteit, zijn directeurschap bij Eindhoven Engine en talloze andere activiteiten – zoals het schrijven van columns en adviseren van bedrijven.
Het begint met een alternatief voor de Amerikaanse Da Vinci robot. Steinbuch gaat in gesprek met professor Ivo Broeders, de eerste chirurg in Nederland die met een Da Vinci robot werkt, over wat hij anders zouden willen zien. Daar komen drie concrete vragen uit: zo wil hij een extra bewegingsmogelijkheid aan de tip van het instrument, zodat hij ‘om een hoekje kan opereren’ en lastig te bereiken plekken in het lichaam beter kan opereren. Ook moet de robot moet sneller geïnstalleerd kunnen worden en moet er krachtterugkoppeling komen.
Steinbuch doet een subsidieaanvraag bij NWO-domein Toegepaste en Technische Wetenschappen en ontwikkelt samen met promovendus Linda van den Bedem een robot die aan bovenstaande eisen voldoet. “’Hup de markt op, we beginnen een start-up’, dacht ik toen. Dat bleek een brug te ver. We hadden een directe concurrent in Amerika en dan heb je heel veel geld nodig om daar tegenop te kunnen.”
Rond die tijd gaat hij bovendien - samen met oogchirurg Marc de Smet - in gesprek met TNO over een robot voor oogchirurgie. Daar moet het nóg beter, nóg preciezer. Hij zoekt opnieuw een promovendus, doet opnieuw een subsidieaanvraag. Dat slaagt: de eerste spin-out, Preceyes, is een feit. Met hulp van expertise uit de industrie in de Brainportregio wordt het idee wordt omgezet in een product. “Toen kregen we de smaak echt te pakken. Er kwamen steeds meer chirurgen naar me toe.”
René van der Hulst, een microchirurg uit Maastricht, is er daar een van. Tijdens de lange, complexe operaties die hij uitvoert, krijgt hij pijn in zijn nek. De groep van Steinbuch ontwikkelt samen met Maastricht UMC+ een robot met twee armen, die de beweging van de chirurg veel preciezer maakt. Het leidt tot ’s werelds eerste supermicrochirurgische ingreep met ‘robothanden’ én tot de oprichting van start-up Microsure.
Onderzoek doen binnen de muren van de universiteit, noemt Steinbuch ‘essentieel’ – het is creatief, onafhankelijk en elke uitkomst moet een wetenschappelijke meerwaarde hebben. Maar, om in de praktijk van de gezondheidszorg écht een verschil kunnen maken, is een ander verhaal. “Als onderzoeker is het belangrijk om heel goed te luisteren naar het probleem uit de praktijk. Je moet, kortom, niet alleen vanuit je eigen onderzoeksinteresse aan een project beginnen. Voor alle medische robotica die wij hebben ontwikkeld, geldt dat we luisteren naar problemen die zorgpersoneel, toeleveranciers en bedrijven ervaren.”
De manier waarop kabels door een robot lopen, bijvoorbeeld. Voor een prototype maakt dat niet veel uit, maar voor een fabrikant die duizend robots produceert, wel. Steinbuch: “De conclusie is dus: als we sneller een impactvolle bijdrage willen leveren, moeten we op de universiteit verder nadenken dan alleen het prototype.”
Maar, hoe goed hij ook luistert naar zorgpersoneel, (toe)leveranciers en bedrijven, feit blijft dat ze op de universiteit lineair onderzoek doen. “Het is belangrijk dat Brainport een langetermijnvisie uitstippelt voor de regio. En daarnaast terugredeneert naar wat er nu moet gebeuren om over vijf jaar dat doel te halen. Zo kunnen wij in ons onderzoek, het begin van de hele keten, daar al zoveel mogelijk rekening mee houden. Dat versterkt uiteindelijk de innovatiekracht van de hele regio”, legt Steinbuch uit.
De gezondheidszorg – en daarmee ook de medtechsector - staat voor een enorme uitdaging. “We weten nu al dat, wanneer ik tachtig ben, er niet genoeg zorgpersoneel is. De enige oplossing voor dat probleem is om mensen zo lang mogelijk zelfstandig thuis te laten wonen. Dat kan alleen met digitalisering en technologisering van de sector. Brainport heeft alles in huis om daar een belangrijke rol in te spelen.”
Als voorbeeld noemt Steinbuch de preventieve gezondheidszorg, waar gadgets ontwikkeld worden die op het lichaam gedragen kunnen worden en feedback geven. Of curatieve gezondheidszorg, waar onder andere Philips steeds slimmere CT-scanners en MRI-apparaten voor ontwikkelt. “Ook robotisering is cruciaal om de gezondheidszorg betaalbaar te houden”, aldus de hoogleraar. Hij vindt dat de Brainportregio op het gebied van medische robotica een unieke propositie in handen heeft. “In Brainport kunnen we de allerbeste medische robots ter wereld maken. Dat weet ik zeker. Zo precies zijn we.”
Maar, om zover te komen, moet er volgens Steinbuch eerst iets veranderen. “In Nederland durven we niet te investeren in deep tech start-ups die veel geld en een lange adem nodig hebben. Investeerders willen te vaak op korte termijn resultaat zien, zo werkt dat niet in deze sector.” Steinbuch, een man van daden, is denkt na over het oprichten van een Brainport Alumnus Fonds, speciaal voor dit soort investeringen. “Samen moeten we de schouders eronder zetten.”