03 oktober 2024
CrossCare 2.0 – 5 innovatietrajecten van WAVE II goedgekeurd
- Gezondheid
Naast opleiden en onderzoek doen heeft de TU Eindhoven nog een kerntaak: valorisatie. En hoe kun je kennis en inzicht beter de maatschappij in laten vloeien dan via de spin-off bedrijven die de universiteiten voortbrengen? Toch blijkt de oprichting van een spin-off dikwijls een grote opgave. Jeroen van Woerden (The Gate) en Maarten Steinbuch (Eindhoven Engine) bespreken pijnpunten én oplossingen voor die eerste moeilijke fase van ondernemerschap.
Een zorgplicht richting de samenleving. Dat is volgens Van Woerden een belangrijke taak van universiteiten. Onder die zorgplicht valt onder meer het maatschappelijk beschikbaar en bruikbaar maken van inzichten uit wetenschappelijk onderzoek, ook wel valorisatie genoemd. En laten spin-off bedrijven daar nou net een ideaal middel voor zijn.
Van Woerden, managing director van The Gate (een platform van onder meer de TU/e voor startups in de eerste fase van hun bestaan), neemt de term valorisatie niet vaak in de mond. Hij rept liever over ‘de maatschappelijke impact van universiteiten’. “Het oprichten van spin-offs en ondernemerschap onder wetenschappers moeten we stimuleren, want dan vindt onze kennis sneller zijn weg richting de maatschappij.”
Hij vindt in Maarten Steinbuch een medestander. Steinbuch is drie dagen per week hoogleraar Systeem- en Regeltechniek aan de TU/e en twee dagen per week ondernemer. Die combi bevalt hem goed, ook omdat hij op deze manier de taal van de ondernemer beter spreekt. Dat maakt het makkelijker om de industrie aan te haken. Want, zo stelt Steinbuch, “valorisatie is onderdeel van goed onderzoek doen”.
“Ik kan de combinatie van wetenschapper en ondernemer aanraden”, zegt Steinbuch, mede-initiatiefnemer van Eindhoven Engine, een samenwerkingsverband (waar ook de TU/e bij is aangesloten) dat innovaties sneller wil klaarmaken voor de markt.
Steinbuch: “Ik zeg wel vaker: voel je als wetenschapper ondernemende prikkels, neem dan een dag per week vrij, zodat je onderneemt in je eigen tijd en niet die van je werkgever. Die splitsing vind ik gezond. Let wel, niet iedereen is geschikt of vindt dit leuk. Ik schat dat 25 procent van de wetenschappers aan het ondernemerschap wil ruiken, en juist díe moeten we beter faciliteren. We bespreken dit soort onderwerpen niet in loopbaangesprekken. We hebben rolmodellen nodig die je vertellen hoe je dat kunt doen.”
Van Woerden: “Als universiteit zijn we goed in het bedenken van technische oplossingen, maar het commercialiseren van een product kent een heel ander speelveld. Je moet een business propositie bouwen, je moet je potentiële klanten goed in kaart hebben en duidelijk kunnen stellen welke problemen je gaat oplossen.”
Steinbuch: “Dat bewustzijn is cruciaal. Veel wetenschappers stappen in een startup vanuit technisch enthousiasme, maar beseffen niet dat je ander type mensen nodig hebt voor de bedrijfsontwikkeling.”
Van Woerden: “Samen met onder meer Sjoerd Romme zijn we actief mentoren aan het zoeken, denk aan alumni die succesvol ondernemer zijn geweest en warme gevoelens voor de TU/e koesteren. Die zijn bereid om hun kennis te delen.”
“De TU Eindhoven is geen investeerder, maar een faciliteerder.”
Het kweken en begeleiden van jonge bedrijven door universiteiten is geen makkelijke opgave, erkennen de twee. Punt van discussie is bijvoorbeeld het aandeel van het eigendom dat universiteiten bij de oprichting van een spin-off nemen. Als universiteiten te veel terug willen voor hun patenten of aandelen schrikt dit toekomstige investeerders misschien af, is soms de redenatie. Aan de andere kant willen universiteiten hun aandeel graag te gelde maken om toekomstig onderzoek en nieuwe ideeën te kunnen financieren.
Van Woerden: “De embryonale fase van elk bedrijf is de moeilijkste fase. Het is de fase waarin investeerders nog niet graag instappen. Steun in die fase is veel waard. Juist doordat de universiteit in de embryonale fase een aandeel neemt, helpt zij een startup een vliegende start te maken. Eigenlijk zijn universiteiten geen investeerder maar een ‘faciliteerder’. Een investeerder maakt namelijk een risicoanalyse, wij denken juist altijd in mogelijkheden.”
Steinbuch: “De pijn zit hem in de details. Ik ben voorstander van een universiteit die zichtbaar aanwezig is, voor de overdracht van kennis van de wetenschap naar de startup. Tegelijkertijd zou de doelstelling moeten zijn: we zijn trots op onze spin-offs en we richten ons niet op geld verdienen. Netto kosten de investeringen misschien geld, maar ook op andere manieren kun je profiteren van de spin-offs die je voortbrengt.”
Hij neemt zonnecelautofabrikant Lightyear, voortgekomen uit studententeam Solar Team Eindhoven, als voorbeeld. “Hoeveel internationale studenten hebben we aangetrokken door het succes van Lightyear? We hebben als universiteit nul aandeel in Lightyear maar ze zijn wel het perfecte uithangbord voor ons. Ik ben pleitbezorger voor een aandeel van de universiteit van maximaal tien procent. Dat zijn verwaterbare aandelen, maar ook die kunnen snel meer waard worden. Zo geven we ruimte om een bedrijf te laten groeien.”
Van Woerden: “Ik blijf weg van percentages. Ik denk wel dat de regels transparant en helder moeten zijn. Het systeem geeft soms discussie. Daar moeten we aan werken, zodat we uiteindelijk komen tot een systeem waarin het succes van de vorige onderneming de basis vormt voor nieuwe ondernemers.”
Steinbuch: “Eens. Als medewerker heb je bijvoorbeeld geen flauw benul over hoe onderhandelingen werken en dan moet je eigenlijk gaan onderhandelen met je eigen werkgever. Dat is een raar principe en leidt vaak tot onrust. Daar moeten we over nadenken. Transparante regels geven iedereen houvast.”
Van Woerden: “Dat wordt wel eens vergeten; de TU Eindhoven is ook een werkgever, zoals elk ander bedrijf. Dus zaken moet je goed scheiden om conflicten te voorkomen.”
Steinbuch: “Dat maakt de zaken ook zo ingewikkeld. Stel ik ontvang een persoonlijke researchbeurs van NWO of de EU, terwijl ik honderd procent in dienst ben van de TU Eindhoven. Als ik vervolgens naar een andere universiteit ga, mag ik die financiering meenemen, want persoonlijke beurzen heb ik zelf verworven. Maar ik kreeg wel salaris van de TU/e toen ik het voorstel schreef. In het bedrijfsleven is dat niet voor te stellen; dat je ergens aan werkt en je je kennis en dit soort subsidies vervolgens meeneemt naar een volgende werkgever. Wetenschappers zijn onafhankelijk, maar is wetenschappelijke kennis van jou als je er geld mee gaat verdienen, of ook deels van de universiteit? Dat is makkelijk als het om uitvindingen gaat die worden vastgelegd in octrooien, maar veel moeilijker als het om jouw eigen kennis en kunde gaat.”
Van Woerden: “De universiteit is in de vroege fase van een start-up van groot belang wat betreft ondersteuning en financiering. Het is daarbij belangrijk dat er een goede balans is tussen het creëren van startmogelijkheden voor het nieuwe bedrijf en de toekomstige belangen van de universiteit en toekomstig onderzoek van de nieuwe generatie. Men reageert ook veel sympathieker als ik startups vertel dat we het geld dat we terugverdienen inzetten voor nieuw onderzoek in de toekomst. Dat laat zien dat we ook beter moeten communiceren over wat we met de opbrengsten doen. En hoe we nieuw onderzoek financieren. Denk aan een jaarlijkse rapportage. Als de universiteiten geld en onderzoek investeren mag er eigenlijk ook geen sprake zijn van Return on Investment (ROI) maar Return for the Future.”