Nederlandse maakindustrie kan belangrijke rol spelen in energietransitie

De Nederlandse maakindustrie heeft alles in huis om de nieuwe technologieën en productiemethodes te ontwikkelen die nodig zijn voor de energietransitie . Volgens experts zal dit leiden tot meer banen.

De Nederlandse maakindustrie kan een belangrijke rol spelen in de energietransitie. Daar is Marc Hendrikse, met zijn 35 jaar ervaring in de technische industrie en door het ministerie van Economische Zaken benoemd tot boegbeeld van de Topsector High Tech Systemen en Materialen (HTSM), van overtuigd. “We hebben unieke kwaliteiten en verschillende vakgebieden die meedraaien in de wereldtop. Lithografie, fotonica, plasma en zo kan ik nog wel een aantal voorbeelden noemen”, somt hij op. “Deze industrie gaat niet alleen nieuwe technologie ontwikkelen voor de energietransitie, maar zal met al deze kwaliteiten ook zorgen voor de productietechnologie die over heel de wereld gebruikt kan worden.”

Volgens Hendrikse zit de kracht van de Nederlandse maakindustrie in het verbinden van de verschillende vakgebieden die leiden tot nieuwe technologieën en machines. “De lijntjes zijn kort, iemand achter de draaibank praat met top engineers. Ze weten hoe ze elkaars problemen op kunnen lossen, hierin zijn we wereldkampioen. Dat geldt niet alleen binnen bedrijven, maar ook sectorbreed. Kijk naar ASML, zij hebben een machine ontwikkeld, waarvan experts vijf jaar geleden zeiden dat het onmogelijk was. Dat is alleen mogelijk geweest door het bundelen van kennis en kunde.”

Technologie in Nederland houden

Het samenbrengen van verschillende vakgebieden rond de energietransitie levert de Nederlandse maakindustrie kansen op, aldus Hendrikse. Zeker nu de opwek van duurzame energie in de lift zit. Er is in Nederland nog nooit zo veel groene stroom opgewekt als afgelopen maand. Met als hoogtepunt 26 maart. Toen kwam voor korte tijd, meer dan driekwart van de stroom van hernieuwbare bronnen, blijkt uit cijfers van Energieopwek.

Deze groene stroom moet ook kunnen worden opgeslagen voor als er geen wind of zon is. Daarom werken verschillende bedrijven zoals Lightyear, Leydenjar, LionVolt en Sald in Nederland aan betere batterijen, accu’s of schoner vervoer. Volgens Hendrikse is het belangrijk dat er in deze bedrijven geïnvesteerd wordt. “Alleen zo blijven ze zich ontwikkelen en kunnen we voorkomen dat technologie naar het buitenland verdwijnt. Dat is in het verleden al gebeurd met zonnepanelen. We zijn hier ontzettend goed in het leggen van extreem dunne laagjes, die nodig zijn in batterijen. Het zou zonde zijn als we dit kwijtraken aan het buitenland.”

Initiatieven bij elkaar brengen

Ook ziet hij kansen voor maakbedrijven in waterstoftechnologie. Hier is nog geen duidelijke markt voor, maar waterstof heeft wel potentie om flink bij te dragen aan de energietransitie. Zo zijn er door heel Nederland verschillende initiatieven te vinden die waterstof als energiedrager onderzoeken. Hendrikse: “Er gebeurt al een hoop, maar we hebben een duidelijke richting nodig. Dat gaat niet alleen over geld, maar een overheid die verschillende sectoren en initiatieven bij elkaar brengt.”

Zo zoekt Brabant via het Dutch Electrolyser-initiatief de samenwerking met Twente, ook een sterke maakregio. Het Dutch Electrolyser-initiatief werkt aan het opzetten van de eerste productielijn voor zogenaamde elektrolysers in Nederland. Binnen dit consortium werken bedrijven als VDL en kennisinstellingen als de TU/e samen aan nieuwe technologie en de ontwikkeling van machines. Zoals elektrolysers, die water met behulp van elektriciteit omzetten in waterstof.

Richard van de Sanden is wetenschappelijk directeur van het TU Eindhoven onderzoeksinstituut Institute for Renewable Energy Systems (EIRES) en ook hij ziet kansen voor de maakindustrie. “We willen verder kijken dan alleen de conversie van waterstof terug naar energie. Waterstof is ook een belangrijke grondstof voor de chemie, maar veel hiervan wordt nog geproduceerd met een flinke carbon footprint. Dit moet duurzamer en daar zie ik een rol weggelegd voor de maakindustrie. Er moeten niet alleen duurzamere en goedkopere elektrolyzers komen, maar ook goede techniek om deze apparaten te produceren. Dit gaat voor heel veel banen zorgen. Alleen, die markt is er nog erg klein. De kosten voor groene waterstof zijn op dit moment gewoon nog te hoog. We werken gezamenlijk aan concepten om die kosten omlaag te brengen en de techniek op te schalen.”

Brabant en Twente vullen elkaar aan

In Twente werken VDL Energy Systems en Demcon aan het industrialiseren van elektrolyzers. VDL Energy Systems bouwt normaal gesproken gasturbines en Demcon ontwikkelt technologie voor verschillende industrieën. Zo ontwikkelde het Enschedese bedrijf vorig jaar in recordtijd een beademingsmachine voor coronapatiënten op de IC. Ook is het bedrijf een toeleverancier van ASML. In Hengelo ontwikkelen ze een prototype elektrolyser van 1 megawatt en de productiefaciliteit om deze elektrolyser snel op te kunnen schalen. Deze fabriek moet over twee jaar klaar zijn.

Volgens Ivo Wessels van VDL Energy Systems kunnen Brabant en Twente veel aan elkaar hebben. Het zijn allebei maakregio’s met veel kennis en goede bedrijven. Door meer samen op te trekken, kunnen nieuwe technieken en productiemethodes ontwikkeld worden. “We kunnen elkaar goed aanvullen. Bovendien is er al 25 jaar samenwerking tussen deze regio’s, er is bijna geen regiobarrière”, aldus Wessels.

Zowel Wessels als Van de Sande en Hendrikse vinden dat de overheid regie moet nemen om deze markt voor groene waterstof en elektrolysers op gang te helpen. “Vanuit Den Haag moet een duidelijke richting komen. Dat zorgt voor versnelling van de techniek.”